Vogelvrij
verklaard
wie
schiet er nu een houtduif dood
zo
iemand is toch niet goed bij zijn hoofd
door
een telescoop zie je de schoonheid niet
die
deze vogel je ogen biedt
geen
hinder, vredig, een eigen lied
altijd
samen, hetzelfde lied.
maar
onverwacht,
wordt
een van hen om het leven gebracht
en
het weinige vlees, dat het heeft vergaard
wordt
straks op uw borden opgebaard.
en
ergens, ergens om ons heen
sterft een
houtduif, geheel alleen.
EEN
MEES VLIEGT LANGS MIJN RAAM OMHOOG
HERHAALT
DIT KEER OP KEER
HIJ
IS ALLEEN
MAAR
WEET DAT NIET
WANT
VERBLIND DOOR WAT HET
IN
DE RUITEN ZIET
SCHENKT
DEZE VOGEL ZIJN LIEFDE
ONVERDEELD
AAN
ZIJN EIGEN SPIEGELBEELD
EEN
BAAIERD VAN KLEUREN
LOKTE
MIJN OGEN
EN
ONTROERD STAARDE IK OMHOOG
OM
IN HEMELWATER TE VERDRINKEN
ONDER HET
WONDER VAN EEN REGENBOOG
SCHIMMEN
IN HET OCHTENDDUISTER
EEN
BEWEGING, O ZO KLEIN
IS
HET EEN BLAD
ER
IS GEEN WIND
HET
MOET EEN VROEGE VOGEL ZIJN
IN
HEEL FRIESLAND
VAN
HARNS TOT AAN WYNAEM,
STAK
MEN IN VROEGER TIJDEN
DES
WINTERS OOK DE KACHEL AAN.
MEN
HAD GEEN VLOERVERWARMING OF CV.
WAAR
BEHIELP DE FRIES ZICH IN HET VERLEDEN MEE?
IN
ALLE HUIZEN ZAG JE PONTIFICAAL
EEN
GROTE, GIETIJZEREN KACHEL STAAN
DAARIN
STAK MEN KOLEN IN DE BRAND
EN
WARMDE ZICH AAN .....
JE
DENKT,
WAAROM EEN
VERHAAL, DAT IK AL WEET?
WEL,
JE
SNAPT NU OOK,
WAAROM
EEN KOOLMEES
KOOLMEES
HEET.
DANSEND,
SAMEN IN HET ZONLICHT
TWEE
GELIEFDEN
IN
EEN PRILLE OCHTEND
WIEGEND
OP HUN WEG OMHOOG
EEN
ZWARTE FLITS DOORKLIEFT DE LUCHT
DE
TWEE VLINDERS WORDEN OPGEZOGEN
OMSTANDERS
REAGEREN OPGETOGEN
HOERA,
DE
ZWALUWEN ZIJN WEER TERUG
WETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK HEEFT HET BEWEZEN.
ZE
DEED GEEN WATER BIJ DE WIJN.
DE
CONCLUSIE LUIDT DAT
ALLE
DIEREN, VOGELS EN VISSEN,
DIE
WIJ ETEN,
ZELF OVERWEGEND
VEGETARISCH ZIJN
Kibbelendee
ganzen
vormen
golvende lijnen
moeiteloos
in
de ochtendzon.
Vol
overmoed en verwachting,
onwetend
van hun duivels lot,
stralen
ze nog onschuld,
vrijheid
uit.
Vervullen
kinderdromen.
Maasr
nu stokt mijn dichten,
als
zich de geweren richten.
Wanneer
op bevel van hogerhand,
deze
prachtige dieren,
aardbewoners
zoals wij,
door
willig voetvolk worden afgeknald.
Bedenk,
het gaat om het beheer van de natuur
en
niet om het gewin.
Toch
staat vanavond gans op het menu,
bij
de Commissaris van de Koning
Achter
in mijn tuin
staat
een seringenboom.
Haar
takken knellen.
Ze
wil groeien, bloeien.
Uitbundig
zijn.
Maar
nu nog even niet.
Net
als jij.
Men
noemt je soms
een
spichtig wicht.
Onhandig
in je vel.
Een
bril,
waar
iedereen om lacht.
Behalve
ik.
DANSEND,
SAMEN IN HET ZONLICHT
TWEE
GELIEFDEN
IN
EEN PRILLE OCHTEND
WIEGEND
OP HUN WEG OMHOOG
EEN
ZWARTE FLITS DOORKLIEFT DE LUCHT
DE
TWEE VLINDERS WORDEN OPGEZOGEN
OMSTANDERS
REAGEREN OPGETOGEN
HOERA,
DE
ZWALUWEN ZIJN WEER TERUG
WETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK HEEFT HET BEWEZEN.
ZE
DEED GEEN WATER BIJ DE WIJN.
DE
CONCLUSIE LUIDT DAT
ALLE
DIEREN, VOGELS EN VISSEN,
DIE
WIJ ETEN,
ZELF OVERWEGEND
VEGETARISCH ZIJN.
Aan
de overzijde van de vaart,
rijen
zerken, grijze graven
van
de Begraafplaats Algemeen.
Zij
die vertrouwen kunnen geven,
nergens
vind je meer van het leven,
dan
op de Begraafplaats Algemeen.
Hier
rijgen zich namen en getallen,
een
simpele spreuk of een gedicht.
Het
zijn even veel signalen,
dat
het leven zich op de toekomst richt.
Vele
levenden zouden hier moeten rusten,
om
bij zichzelf te rade te gaan.
Is
dit de toekomst, die zij wensten.
Is
dit het doel van ons bestaan.
Maar
we zoeken elders de verlossing,
weinigen
zie ik om me heen.
Er
is zelfs geen hond,
dat
is verboden.
Op
de Begraafplaats Algemeen.
Kibbelendee
ganzen
vormen
golvende lijnen
moeiteloos
in
de ochtendzon.
Vol
overmoed en verwachting,
onwetend
van hun duivels lot,
stralen
ze nog onschuld,
vrijheid
uit.
Vervullen
kinderdromen.
Maasr
nu stokt mijn dichten,
als
zich de geweren richten.
Wanneer
op bevel van hogerhand,
deze
prachtige dieren,
aardbewoners
zoals wij,
door
willig voetvolk worden afgeknald.
Bedenk,
het gaat om het beheer van de natuur
en
niet om het gewin.
Toch
staat vanavond gans op het menu,
bij
de Commissaris van de Koningin .
Het
huis-aan-huisblad wordt bezorgd.
Ze
waaien door de straten.
Blijven
hangen in een boom
om
die abrupt weer te verlaten.
De
kranten dansen op de wind
en
groepen zich tot hopen.
Welk
vreugde voor een spelend kind
om
daar doorheen te lopen.
Nu
schopt een joch de bladen hoog.
Hij
wekt ze weer tot leven en
droomt
zijn allergrootste wens;
ooit
zelf te kunnen zweven.
De
boom kijkt triest zijn toekomst in.
Het
zal je lot maar wezen.
Te
dansen op een felle wind
en
nooit te worden gelezen.
.
Achter
in mijn tuin
staat
een seringenboom.
Haar
takken knellen.
Ze
wil groeien, bloeien.
Uitbundig
zijn.
Maar
nu nog even niet.
Net
als jij.
Men
noemt je soms
een
spichtig wicht.
Onhandig
in je vel.
Een
bril,
waar
iedereen om lacht.
Behalve
ik.
Het
is nog donker,
als krasse kraaien
ruzie maken boven graf en
zerk.
Maar bij het eerste ochtendgloren.
Bij het lichten van
het zwerk.
Tientallen uitbundige vogelstemmen,
ieder op een
eigen toon.
Oh, wat lijkt de wereld vredig,
zachte kleuren,
wonderschoon.
Zelfs humeurige roeken luisteren
naar dit
natuurlijk eerbetoon.
Dit lijkt eeuwig te kunnen duren,
ik
treed hier in een andere tijd.
Waar je alles kunt laten
rusten,
eindelijk van elke last bevrijd.
Plots klinkt een
regelmatig piepen.
Het is het eerste mensengeluid.
Luidruchtig
wordt de idylle verbroken
door een vrachtwagen in zijn
achteruit.
Nu neemt de mens de wereld over.
Wij vullen haar
met ons geluid.
De vogels vallen stil, ze zwijgen.
Alleen de
kraaien komen er nog bovenuit.
U
denkt direct aan eendenborst.
Een goed glas wijn erbij,
voor
de dorst.
Een donkere saus en aardappelpuree,
een kaars met
net genoeg licht,
voor twee.
Maar nee, dat is niet mijn
verhaal.
Het is de moderne eend,
die past zich aan.
s'
Morgens vroeg, bij het eerste uur,
gaat deze eend van nu
van
deur tot deur.
Brandt er een licht,
ze blijven staan.
Wie
weet, wordt de deur voor hen open gedaan.
Zoals door mij.
Met
een boterham of twee
stel ik het eendenpaar tevree.
Ze
blijven erna nog even staan
en kijken me vol dankbaarheid
aan.
Om sloffend, in eendenpas
hun weg te vervolgen.
Op
zoek naar een volgend maal,.
VERBONDEN
MET MIJN RAAMKOZIJN
DUNNE
WITTE DRADEN
FONKELSTENEN
DOOR DE REGEN
IK
TEL DE DRADEN
EN
DE VLAKKEN
VERDWAAL
IN EEN ZILVEREN LIJNENSPEL
WAAN
HET EEN DOOLHOF VAN VERLANGEN
PROEF
HET WEB IN ZIJN ONEINDIGHEID
BIJNA
RAAK IK DE ESSENTIE
ALS
DIT WONDER VERBROKEN WORDT
EEN
VLINDER
TOVERKLEUREN
OP DE VLEUGELS
VERSTIKT
HIER
de
wereld verandert om ons heen
nu
teistert sneeuw de bomen
die
dachten al dat het lente was
ze
stonden half te dromen
en
staarden naar een paardenbloem
net
zichtbaar in het wit
en
huiverden
"Maat
je staat voor paal,
er
heerst een andere orde.
Even
dachten we,
het
is al mei.
Maar
het moet nog Nieuwjaar worden."
AANDACHTIG
ZIT IK VOOR HET RAAM
GEEN
VLINDER ZAL MIJ VANDAAG ONTGAAN
HET
TELLEN BEN IK NOG LANG NIET MOE
TOCH
SLAAT AL SNEL DE VERWARRING TOE
IK
TELDE ER IN EEN UUR MAAR LIEFST ZEVENTIEN
MAAR
HAD IK DAT WEL GOED GEZIEN?
DIT
PROBLEEM DAAR ZAT IK MEE
WAREN
HET ER ECHT WEL ZOVEEL
OF
ÉÉN WITJE, MET ADHD
EEN
VLUCHT SERVETTEN MET TEGENWIND
VOGELSILHOUETTEN
IN HET OCHTENDLICHT
HUN
KOERS KENNEN ZE ALLEMAAL
EEN
MODERNE MEEUW ONTBIJT
TEGENWOORDIG
IN
HET WARME WATER
VAN
HET ZUIVERINGSGEMAAL
PEPPELS
ZINGEN MET HET WATER
ZILVEREN
SNAREN OP DE WIND
NOG
EVEN
EN
HET GEZANG WORDT ONDERBROKEN
VLEUGELS
KLINKEN OVERAL
KWETTEREND
WORDEN DE BOMEN
BEDOLVEN
ONDER
EEN SPREEUWENWATERVAL
AAN
DE OVERZIJDE
VAN
HET KANAAL
LANDT DE
AALSCHOLVER
OP
EEN LANTAARNPAAL
ZE
SPREIDT HAAR VEREN
NAAR
DE ZON
MIJMERT
HOE DE DAG BEGON
TERWIJL
IK DEZE WOORDEN
ZEG
VLIEGT
ZE MET DROGE VLEUGELS
WEG
EEN
FLINTERDUNNE IJSLAAG
VERSPLINTERT
ONDER DE BOEG
GEBROKEN,
DEINEND NU
VERSMELTEN
DE SCHOTSEN
MET
HET WATER
DAT
HEN SCHIEP
LUCHTGEVECHTEN
VOORJAARSKOLDER
DOLLE
KAPRIOLEN OM EEN VROUW
DIE
OVERIGENS
RUSTIG
ZIT
TE WACHTEN
WIEGEND
OP HET VINKENTOUW
EEN
MEES VLIEGT LANGS MIJN RAAM OMHOOG
HERHAALT
DIT KEER OP KEER
HIJ
IS ALLEEN
MAAR
WEET DAT NIET
WANT
VERBLIND DOOR WAT HET
IN
DE RUITEN ZIET
SCHENKT
DEZE VOGEL AANDACHT EN LIEFDE
ONVERDEELD
AAN
ZIJN EIGEN SPIEGELBEELD