HET WAPEN VAN HARLINGEN
Al eeuwen wordt er gespeculeerd over en gezocht naar de fameuse Tempelierenschat. Diverse plekken lijken ervoor in aanmerking te komen. De schat bestaat uit goud en andere edelmetalen, juwelen en kostbaarheden. De Ridders van de Tempel hadden een belofte van armoede afgelegd, De Tempelieren Orde was de rijkste partij in “ in the dark ages”. Rijker dan de koningen in Europa en financiers van de oorlogen en conflicten. Daarnaast zouden de ridders, tijdens hun verblijf in Jerusalem, in het bezit zijn gekomen van mysterieuze, magische en spirituele voorwerpen, waaronder de “Heilige Graal”.
Researchers volgen de sporen, die deze “Ridders voor Christus”, hebben achtergelaten. Dit leidt hen naar Schotland en Roslynn-chapel. Hier zou de schat zijn verborgen en zelfs gelokaliseerd. De beheerders van de kapel geven echter geen toestemming om te gaan graven.
Een andere kandidaat is Oak-island (Nova Scoar al sinds 1795 wordt gegraven, nadat 3 jongelui op een opvallende plek waren gaan graven. Ze vonden een aantal houten plankieren, maar de bodem van deze “money-pit” is nog steeds niet bereikt. Eens dacht men er dichtbij te zijn, maar de volgende ochtend had de schacht zich gevuld met water. Tot nu toe, ondanks de inzet van duikers, is er nog geen schat naar boven gebracht. Ook zijn er geen voorwerpen gevonden, die met de Tempelieren in verband kunnen worden gebracht.
Dat geldt echter niet voor Harlingen.
Trots bewaken 4 leeuwen de brug, die de sas overspant. Een waardige entree naar de binnenste ring, van de oude stad.
In hun klauwen een wapenschild. Een schild met vier kwartieren, 2 rood en 2 wit. Op de kwartieren twee verschillende symbolen: een 8-tal kruizen (2x 4)en twee maal drie “fleur de lis”. Volgens plaatselijke verhalen, volgen de leeuwen met hun ogen de passanten.
Een wapenschild wordt altijd zorgvuldig gekozen en verwijst naar de oorsprong en verworvenheden van een stad.
Harlingen was een stad. Met stadsrechten uit 1234. Het is echter onduidelijk, welke autoriteit de stadsrechten heeft verleend. De Duitse keizer of een van zijn vazallen? De Duitse adelaar ontbreekt echter (vgl. Arnhem en Deventer).
Dekleuren rood en wit hebben in de heraldiek een specifieke betekenis.
Rood staat voor moed, revolutie, kracht, bloed, eer en/of loyaliteit. Wit betekent onder andere georganiseerde religie, puurheid, onschuld en overgave.
Rood en Wit worden gebruikt door de Rooms-Katholieke Kerk en het zijn de kleuren van de Tempel-ridders. Op de witte kwartieren staan 2x4 kruizen. Deze verwijzen ook naar de RK-kerk. Maar er is meer. Dit zijn geen doorsnee kruizen, maar het symbool van, opnieuw de Tempelieren. Deze symbolen, die je ook op andere plaatsen aantreft, geven een byzondere relatie aan tussen de stad en de fameuze ridderorde.
Maar er is meer.
De Franse lelie (fleur de lis) is zes maal afgebeeld. Deze lelies versterken, volgens de heraldiek, de andere afgebeelde symbolen. In dit gevaal de Tempelieren-kruizen. Bijzonder, maar het wapenschild onthuld nog meer.
Voordat de “fleur de lis” meer decoratief werd gebruikt, was deze Franse lelie het belangrijkste motief van de Merovingers, de eerste Franse konings-dynastie, die werd opgevolgd door de Karolingers (begin 8e eeuw). Deze koningen hadden “helende handen” en ze worden in verband gebracht met de bloedlijn van Jezus. Ook zouden deze mysterieuze koningen in het bezit zijn geweest van de Heilige Graal, een beker, die door Jezus zou zijn gebruikt tijdens het “Laatste Avondmaal” en waarmee hij de wijn met zijn eigen bloed vergeleek.
Toeval, maar volgens “croniquers” uit die periode, maakte de Heilige Graal onderdeel uit van de fameuze Tempelierenschat!
Het stadswapen van Harns kent sterke verwijzingen naar de Tempelierenorde. Deze connectie blijkt ook uit de stadspatroon, de beschermengel: de Heilige Michael. Deze aarts-engel was een “warrior-angel”; die uiteindelijk het Kwaad, in de vorm van Satan, versloeg en naar een andere wereld hielp. Deze aartsengel werd door de ridder-monnikken vereerd en als voorbeeld gezien. Zijn strijd in de hemel, was hun strijd om de bevrijding van het Beloofde Land van het kwaad in de vorm van de volgelingen van Allah en zijn profeet.
Blijft de vraag, hoe en waarom de Tempelieren in Harlingen verschenen en zulke sporen hebben nagelaten.
Aanwezigheid van de Tempel ridders in Harlingen is in de archieven niet terug te vinden. Wel kent de stad een Vrijmetselaars-loge. De Vrijmetselarij zou de tradities van de Tempelridders, tot in het hier en nu, hebben behouden.
Goed, even terug, in 1307 wordt de Tempelieren Orde opgerold. Overlevende ridders zullen als huursoldaten aan de slag zijn gegaan, zoals in Zwitserland, Schotland, de enige zege ooit op de Engelsen. En zelfs in Polen en Lithouwen. Gods wraak ontlaadde zich over de heidenen.
De Tempelieren werden gewaarschuwd en slaagden erin deze Parijs uit te smokkelen. In La Rochelle lagen 17 of 18 Tempelieren-schepen klaar. De schat werd overgeladen en de schepen verdwenen in de nacht.
Direct na het verdwijnen, begonnen de speculaties. Was er wel sprake van een schat? Zo ja, waar en hoe is de kolossale rijkdom verborgen? Geheimhouding hiervan, was essentieel. Jacques de Molay, de laatste “grandmaster”, die op de brandstapel terecht kwam, was lang bezig geweest met de plannen en vooral het zoeken naar Tempelieren-vrijstaat, waar hun taal niet werd verstaan, achteraf gelegen, grote mate van plaatselijke vrijheid. Geen koning, keizer of paus, die hen op de vingers kon kijken en de economische groei in de weg stonden. De Orde zou in zo'n regio genoeg tijd om zich economisch te grondvesten en onzichtbaar te worden.
Bij bovengenoemde afwegingen kom je gemakkelijk in Schotland terecht. Rosslyn-chapel verwijst naar “Templar”-roots.
Ik wil een tweede Noord-Europese mogelijk te noemen, die m.i. ook op de lijst van Jacques de Molay stond, namelijk de Frieslanden en dan wel speciaal Almenum, dat nu geheel in de stad Harlingen. Opnieuw de overwegingen van de Grootmeester zijn op Friesland van toepassing. De periode tot 1450 worden wel de jaren van “Friese Vrijheid” genoemd. De Duitse Keizer en de Hollandse graven, konden hier geen macht uitoefenen (belasting). Overland was Noord-Nederland amper te bereiken.
Maar de Middeleeuwen kende ook communicatie met kleuren. Op schilden en kledij stonden kleuren en symbolen. Deze identificeerden de ridder in de strijd, maar ook tijdens parades en toernooien.
IN SEARCH OF THE LOST TEMPLE TREASURE
de Dom van Almenum
Aanwezigheid van de Tempel ridders in Harlingen is in de archieven niet terug te vinden. Wel kent de stad een Vrijmetselaars-loge. De Vrijmetselarij zou de tradities van de Tempelridders, tot in het hier en nu, hebben behouden.
Goed, even terug, in 1307 wordt de Tempelieren Orde opgerold. Overlevende ridders zullen als huursoldaten aan de slag zijn gegaan, zoals in Zwitserland, Schotland, de enige zege ooit op de Engelsen. En zelfs in Polen en Lithouwen. Gods wraak ontlaadde zich over de heidenen.
De Tempelieren werden gewaarschuwd en slaagden erin deze Parijs uit te smokkelen. In La Rochelle lagen 17 of 18 Tempelieren-schepen klaar. De schat werd overgeladen en de schepen verdwenen in de nacht.
Direct na het verdwijnen, begonnen de speculaties. Was er wel sprake van een schat? Zo ja, waar en hoe is de kolossale rijkdom verborgen? Geheimhouding hiervan, was essentieel. Jacques de Molay, de laatste “grandmaster”, die op de brandstapel terecht kwam, was lang bezig geweest met de plannen en vooral het zoeken naar Tempelieren-vrijstaat, waar hun taal niet werd verstaan, achteraf gelegen, grote mate van plaatselijke vrijheid. Geen koning, keizer of paus, die hen op de vingers kon kijken en de economische groei in de weg stonden. De Orde zou in zo'n regio genoeg tijd om zich economisch te grondvesten en onzichtbaar te worden.
Bij bovengenoemde afwegingen kom je gemakkelijk in Schotland terecht. Rosslyn-chapel verwijst naar “Templar”-roots.
Ik wil een tweede Noord-Europese mogelijk te noemen, die m.i. ook op de lijst van Jacques de Molay stond, namelijk de Frieslanden en dan wel speciaal Almenum, dat nu geheel in de stad Harlingen. Opnieuw de overwegingen van de Grootmeester zijn op Friesland van toepassing. De periode tot 1450 worden wel de jaren van “Friese Vrijheid” genoemd. De Duitse Keizer en de Hollandse graven, konden hier geen macht uitoefenen (belasting). Overland was Noord-Nederland amper te bereiken.
Maar de Middeleeuwen kende ook communicatie met kleuren. Op schilden en kledij stonden kleuren en symbolen. Deze identificeerden de ridder in de strijd, maar ook tijdens parades en toernooien.
Aanwezigheid van de Tempel ridders in Harlingen is in de archieven niet terug te vinden. Wel kent de stad een Vrijmetselaars-loge. De Vrijmetselarij zou de tradities van de Tempelridders, tot in het hier en nu, hebben behouden.
Goed, even terug, in 1307 wordt de Tempelieren Orde opgerold. Overlevende ridders zullen als huursoldaten aan de slag zijn gegaan, zoals in Zwitserland, Schotland, de enige zege ooit op de Engelsen. En zelfs in Polen en Lithouwen. Gods wraak ontlaadde zich over de heidenen.
De Tempelieren werden gewaarschuwd en slaagden erin deze Parijs uit te smokkelen. In La Rochelle lagen 17 of 18 Tempelieren-schepen klaar. De schat werd overgeladen en de schepen verdwenen in de nacht.
Direct na het verdwijnen, begonnen de speculaties. Was er wel sprake van een schat? Zo ja, waar en hoe is de kolossale rijkdom verborgen? Geheimhouding hiervan, was essentieel
. Jacques de Molay, de laatste “grandmaster”, die op de brandstapel terecht kwam, was lang bezig geweest met de plannen en vooral het zoeken naar Tempelieren-vrijstaat, waar hun taal niet werd verstaan, achteraf gelegen, grote mate van plaatselijke vrijheid. Geen koning, keizer of paus, die hen op de vingers kon kijken en de economische groei in de weg stonden. De Orde zou in zo'n regio genoeg tijd om zich economisch te grondvesten en onzichtbaar te worden.
Bij bovengenoemde afwegingen kom je gemakkelijk in Schotland terecht. Rosslyn-chapel verwijst naar “Templar”-roots.
Ik wil een tweede Noord-Europese mogelijk te noemen, die m.i. ook op de lijst van Jacques de Molay stond, namelijk de Frieslanden en dan wel speciaal Almenum, dat nu geheel in de stad Harlingen. Opnieuw de overwegingen van de Grootmeester zijn op Friesland van toepassing. De periode tot 1450 worden wel de jaren van “Friese Vrijheid” genoemd. De Duitse Keizer en de Hollandse graven, konden hier geen macht uitoefenen (belasting). Overland was Noord-Nederland amper te bereiken.
Maar de Middeleeuwen kende ook communicatie met kleuren. Op schilden en kledij stonden kleuren en syms ebolen. Deze identificeerden de ridder in de strijd, maar ook tijdens parades en toernooien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten